vrijdag 29 augustus 2014

Toepassing 30%-regeling terecht geweigerd omdat geen sprake is van een uit een ander land aangeworven werknemer

Belastingsoort: Loonbelasting
Bron/Instantie: Uitspraak Hof Amsterdam
Bron-/zaaknummer: 13/00066
ECLI: ECLI:NL:GHAMS:2014:3488
Brondatum: 21-08-2014

Een Duitser heeft tot het einde van zijn eerste studie in augustus 2003 in Duitsland gewoond. Hij is daarna in Nederland gaan studeren en wonen. Na zijn studie is hij per 1 december 2011 in dienstbetrekking getreden bij bedrijf A in Nederland. In deze procedure is in geschil of de inspecteur het verzoek van de Duitser om toepassing van de 30%-regeling terecht heeft afgewezen. Wat partijen verdeeld houdt is of hij als een uit een ander land aangeworven werknemer kan worden aangemerkt.

De Duitser stelt zich op het standpunt dat uit een arrest van de Hoge Raad van 24 oktober 2008, nr. 07/12637, ECLI:NL:HR:2008:BD3167 kan worden afgeleid dat de periode dat een aangeworven werknemer tijdens zijn stage of studie woonachtig is in Nederland niet in aanmerking dient te worden genomen bij de beoordeling of sprake is van een uit het buitenland aangeworven werknemer.

Rechtbank Haarlem (nr. 12/3520, ECLI:NL:RBHAA:2012:BY9783) heeft dit standpunt verworpen omdat het arrest van de Hoge Raad slechts ziet op de situatie dat een werknemer werkzaam is in Nederland op het moment dat hij wordt aangeworven, maar zich nog niet metterwoon in Nederland heeft gevestigd. In onderhavig arrest van de Hoge Raad was de werknemer woonachtig in het buitenland en studeerde in Nederland. In deze zaak is de Duitser echter daadwerkelijk woonachtig in Nederland. Gelet derhalve op het feit dat hij reeds in Nederland woonde op het moment dat hij werd aangeworven door bedrijf A, ziet de Rechtbank in de toepasselijke wet- en regelgeving geen ruimte voor toepassing van de 30%-regeling.

Hof Amsterdam is het volkomen met deze beslissing van de Rechtbank eens. Er is geen sprake van een uit een ander land aangeworven werknemer. Hetgeen de Duitser in hoger beroep heeft aangevoerd werpt geen nieuw of ander licht op de zaak. Het Hof acht verder niet aannemelijk gemaakt dat het gelijkheidsbeginsel in dit geval is geschonden en vindt ook niet dat de Belastingdienst onderzoek moet doen naar mogelijke gevallen waarin de 30%-regeling onder soortgelijke omstandigheden wel is toegepast.

De beslissing van zowel Rechtbank als Hof acht ik terecht.