donderdag 14 juni 2012

Besluit tot aanpassing van de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen in verband met aftrek negatieve inkomsten uit eigen woning

Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft een besluit gepubliceerd tot aanpassing van de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen in verband met de aftrek van negatieve inkomsten uit eigen woning. Dit besluit was op 23 februari 2012 al aangekondigd.

De keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen biedt buitenlandse belastingplichtigen de mogelijkheid te worden behandeld als binnenlandse belastingplichtige (artikel 2.5 Wet IB 2001). Een keuze voor die regeling heeft tot gevolg dat buitenlandse belastingplichtigen hun wereldinkomen moeten opgeven voor de belastingheffing in Nederland. Bij de opgave van het inkomen uit werk en woning (box 1) worden de per saldo negatieve inkomsten uit de in het woonland gelegen eigen woning in mindering gebracht. Deze negatieve inkomsten uit de buitenlandse eigen woning kunnen op grond van de huidige regeling worden teruggenomen als er (in een toekomstig jaar per saldo) sprake is van positieve 'buitenlandse' inkomsten. Voor buitenlandse belastingplichtigen van wie het inkomen voor 90% of meer in Nederland is belast, is die terugname van de negatieve inkomsten uit eigen woning, mede in verband met de uitspraak van Hof Den Bosch van 25 november 2011, nr. 11/340, LJN: BV7552, in strijd met het EU-recht. Vooruitlopend op aanpassing van de wetgeving met betrekking tot de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen keurt de staatssecretaris goed dat bij buitenlandse belastingplichtigen van wie het inkomen voor 90% of meer in Nederland is belast en bij wie op grond van de keuzeregeling de negatieve inkomsten uit de buitenlandse eigen woning in mindering op het inkomen uit werk en woning zijn gekomen, deze negatieve inkomsten uit eigen woning niet (in enig jaar) worden teruggenomen.

In het besluit gaat Weekers ook in op de toekomst van de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen. Hij laat weten het beroep in cassatie tegen de uitspraak van Hof Den Bosch in te trekken. Een definitieve beslissing over de toekomst van de keuzeregeling is aan de orde bij het wetsvoorstel waarin de herziening van artikel 2.5 Wet IB 2001 wordt opgenomen. Bij dat voorstel zullen alle elementen van de keuzeregeling opnieuw worden bezien, aldus Weekers.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 juni 2012 en werkt terug tot en met 25 november 2011 (datum uitspraak Hof Den Bosch).

Volledige tekst:

Inkomstenbelasting. Keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen; inhaal - en terugnameregeling bij negatieve inkomsten uit eigen woning

Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit

Besluit van 2 juni 2012, nr. DGB 2012/2190M.

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

In dit besluit is een maatregel getroffen tot aanpassing van de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen in verband met de aftrek van negatieve inkomsten uit eigen woning.

1. Inleiding

De keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen biedt buitenlandse belastingplichtigen de mogelijkheid te worden behandeld als binnenlandse belastingplichtige (artikel 2.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001). Een keuze voor die regeling heeft tot gevolg dat buitenlandse belastingplichtigen hun wereldinkomen moeten opgeven voor de belastingheffing in Nederland. Bij de opgave van het inkomen uit werk en woning (box 1) worden de per saldo negatieve inkomsten uit de in het woonland gelegen eigen woning in mindering gebracht. Deze negatieve inkomsten uit de buitenlandse eigen woning kunnen op grond van de huidige regeling worden teruggenomen als er (in een toekomstig jaar per saldo) sprake is van positieve ‘buitenlandse’ inkomsten. Voor buitenlandse belastingplichtigen van wie het inkomen voor 90% of meer in Nederland is belast, acht ik die terugname van de negatieve inkomsten uit eigen woning, mede in verband met de uitspraak van Hof Den Bosch van 25 november 2011, nr. 11/00340, LJN: BV7552, in strijd met het EU-recht. In dit besluit tref ik om die reden een maatregel tot aanpassing van de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen.

2. Maatregel tot aanpassing van de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen

Ik keur, vooruitlopend op aanpassing van de wetgeving met betrekking tot de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen, het volgende goed.

Goedkeuring

Bij buitenlandse belastingplichtigen van wie het inkomen voor 90% of meer in Nederland is belast en bij wie op grond van de keuzeregeling de negatieve inkomsten uit de buitenlandse eigen woning in mindering op het inkomen uit werk en woning zijn gekomen, worden deze negatieve inkomsten uit eigen woning niet (in enig jaar) teruggenomen.

Deze goedkeuring heeft derhalve betrekking op de toepassing van artikel 3, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (vermindering vanwege keuzerecht), op de toepassing van artikel 2.5, derde lid, Wet IB 2001, als niet langer wordt gekozen voor de keuzeregeling (terugnameregeling) en op de toepassing van artikel 6 Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (inhaalregeling).

De goedkeuring vindt toepassing op buitenlandse belastingplichtigen die inwoner zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van IJsland, Noorwegen en Liechtenstein (EER-staten). Om de mogelijkheid van dubbele aftrek te voorkomen, geldt de goedkeuring alleen voor zover de belastingplichtige of zijn fiscale partner in het woonland geen recht heeft op hypotheekrenteaftrek.

Of is voldaan aan de 90%-eis wordt als volgt vastgesteld. Het verzamelinkomen van de belastingplichtige, zoals dit blijkt uit de opgave op grond van de keuzeregeling van artikel 2.5 Wet IB 2001, moet op jaarbasis voor 90% of meer in Nederland zijn belast. In geval van fiscaal partnerschap, de partner moet dan ook hebben gekozen voor de keuzeregeling, wordt hierbij uitgegaan van het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner. Ten overvloede merk ik op dat als de partner niet voor de keuzeregeling heeft gekozen, de belastingplichtige alleen zijn eigen deel van de hypotheekrenteaftrek kan opvoeren.

Bij het bepalen van de 90%-grens worden de inkomsten en aftrek die samenhangen met de eigen woning uit de breuk geëlimineerd. Dit om te voorkomen dat dit inkomen de beoordeling van de 90%-grens beïnvloedt. Teller en noemer zijn dan als volgt:

Teller = inkomen ingevolge artikel 7.1 Wet IB 2001 voor zover dat aan Nederland ter heffing is toegewezen, verminderd met de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen en de negatieve persoonsgebonden aftrek.

Noemer = verzamelinkomen ingevolge artikel 2.18 Wet IB 2001, verminderd met de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen, de negatieve persoonsgebonden aftrek en de belastbare inkomsten uit eigen woning, en vermeerderd met de negatieve belastbare inkomsten uit eigen woning, de uitgaven voor inkomensvoorzieningen, de persoonsgebonden aftrek en de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld, zoals berekend vanwege de keuze voor behandeling als binnenlandse belastingplichtige. Voor het bepalen van de noemer moet bij het belastbare inkomen uit sparen en beleggen worden afgezien van het in mindering brengen van het heffingvrij vermogen.

3. Effectuering van de maatregel

Dit besluit heeft allereerst gevolgen voor de saldering (in het jaar zelf) van de negatieve inkomsten uit eigen woning met ander ‘niet of tegen een beperkt tarief in Nederland te belasten inkomensbestanddelen van het noemerinkomen’, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001. Als is voldaan aan de 90%-eis vindt deze saldering, op verzoek van de belastingplichtige, niet meer plaats voor aanslagen die op de datum van dit besluit nog niet onherroepelijk vaststaan. Bij aangiften die nog moeten worden ingediend, kan bij het invullen van de aangifte met dit besluit rekening worden gehouden.

Verder heeft dit besluit gevolgen voor de terugnameregeling van artikel 2.5, derde lid, Wet IB 2001 of de inhaalregeling van artikel 6 Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001. Deze laatste regelingen zijn aan de orde als de buitenlandse belastingplichtige niet langer meer kiest voor de keuzeregeling of als hij nog wel kiest en hij inkomsten heeft die in zijn woonland zijn belast. De Belastingdienst zal de terugname- en inhaalregeling niet langer toepassen voor zover deze regelingen zijn opgekomen vanwege de negatieve inkomsten uit eigen woning, mits in voorafgaande belastingjaren is voldaan aan de hiervoor genoemde 90%-eis. Als in voorafgaande belastingjaren niet is voldaan aan de 90%-eis blijft de terugname- en inhaalregeling in verband met de negatieve inkomsten uit eigen woning wel van toepassing. Als iemand bij de toepassing van de terugname- of inhaalregeling zowel belastingjaren heeft waarin wel en niet is voldaan aan de 90%-eis, moet derhalve onderscheid worden gemaakt tussen de jaren ter zake waarvan de negatieve inkomsten uit eigen woning kunnen worden teruggenomen (niet voldaan aan de 90%-eis) en de jaren ter zake waarvan de negatieve inkomsten uit eigen woning niet kunnen worden teruggenomen (wel voldaan aan de 90%-eis. Op aanslagen die op de datum van dit besluit al onherroepelijk vaststaan wordt niet teruggekomen bij reeds toegepaste terugname- en inhaalregelingen.

4. Toekomst keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen

Ik heb besloten om het beroep in cassatie tegen de hiervoor vermelde uitspraak van Hof Den Bosch van 25 november 2011, nr. 11/00341, in te trekken. Hof Den Bosch verwierp in zijn uitspraak het betoog van de inspecteur dat de negatieve inkomsten uit eigen woning van een buitenlandse belastingplichtige alleen in mindering kunnen komen op het belastbare inkomen uit werk en woning in Nederland als de belastingplichtige heeft geopteerd voor behandeling als binnenlandse belastingplichtige ingevolge artikel 2.5 Wet IB 2001. Het Hof verwees daarbij naar het arrest Gielen (HvJ EU 18 maart 2010, C-440/08, BNB 2010/179). Bij het onderschrift hierop merk ik op dat uit het arrest Gielen mijns inziens niet volgt dat het moeten kiezen voor behandeling als binnenlandse belastingplichtige ingevolge een wettelijke keuzeregeling als zodanig strijdig is met het EU-recht. Wel kan ik mij in het oordeel van het Hof vinden vanwege de mogelijke strijdigheid van de terugname- en inhaalregeling met het EU-recht. Door het wegnemen van de strijdige elementen acht ik het op dit moment als tijdelijke maatregel verdedigbaar dat belastingplichtigen die aan de 90%-eis voldoen gebruik moeten maken van de keuzeregeling. Via de keuzeregeling verschaft de belastingplichtige duidelijkheid over het wereldinkomen naar Nederlandse fiscale maatstaven, waarmee de Belastingdienst kan bepalen of is voldaan aan de 90%-eis. Bovendien volgt uit de keuzeregeling de verplichting om het zogenoemde ‘niet-Nederlandse’ inkomen op te geven, zodat daarmee rekening kan worden gehouden voor de progressie van de belastingtarieven. Een definitieve beslissing over de toekomst van de keuzeregeling is aan de orde bij het wetsvoorstel waarin de herziening van artikel 2.5 Wet IB 2001 wordt opgenomen. Bij dat voorstel zullen alle elementen van de keuzeregeling opnieuw worden bezien.

5. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 25 november 2011 (datum uitspraak Hof Den Bosch).
Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.
Den Haag, 2 juni 2012
de staatssecretaris van Financiën
mr. drs. F.F.H. Weekers.

Rules governing incorporation of a limited company in the Netherlands simplified from 1 October 2012

Entrepreneurs who want to do business in the Netherlands often opt for a limited company, officially called a private limited liability company or in Dutch "besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, abbreviated to "B.V.”. The fact that the company involves limited liability for the shareholders is one of the main reasons why this type of legal entity is popular. However, the rules governing the incorporation and the ongoing business were always very strict. There were several barriers which had to be overcome before a company could be incorporated. Besides that EU legislation made it possible to use foreign enitities, which were set up in another EU country, to do business in the Netherlands whereby the Dutch incorporation rules could be avoided.

On 15 December 2009, the bill for the Act on the Simplification and Flexibilisation of the B.V. (the "Wet vereenvoudiging en flexibilisering van het bv-recht”, also referred to as the "Flex Act") was passed by the lower chamber of the Dutch Parliament. The bill, which was first submitted on 31 May 2007, has (finally) been approved by the upper chamber on 31 June 2012. The Flex Act will enter into force on 1 October 2012.

Easier incorporation

The requirement of a minimum share capital of € 18.000,- will be abolished. This means that any capital amount is possible, even 1 Eurocent. The mandatory capital contribution statements drawn up by the bank (cash contributions) will disappear as well. This will speed up the establishment of the company since it is no longer required that a bank account is opened before the limited company can be set up. The same applies to the mandatory audit in case of a contribution in kind. It will also become possible for the B.V. to offer financial assistance to third parties for the purchase of shares in the company’s own capital.

Better protection of creditors

An important reason to abolish the € 18,000 minimum capital is that this amount is, in many cases, not related to the size of the company’s business in terms of its turnover and balance sheets, and often bears no relevance when it comes to creditor protection. The focus will therefore be changed to the payment of dividend to shareholders. In order to protect creditors, the B.V. will not be entitled to pay dividends if it is clear that the B.V. will not be able to continue paying its debts after the dividend has been paid. Directors and shareholders that have acted negligently can be held liable in person. This will be monitored for a period of a year after payment of the dividend.

More freedom of organization and decision-making

Companies will be given more freedom with regard to the organization of their structure. There are much more possibilities to derogate from the law in the articles of associations. It will for example be possible to issue shares without voting rights or shares that do not entitle the holder to any profit. The articles can also determine that each shareholder may appoint a director. It will be easier to pass resolutions without a meeting being held and it will be possible to hold shareholder meetings outside The Netherlands.

Abolishment of restriction of share transfers

The current law governing B.V.'s provides for mandatory restrictions on the transfer of shares in a B.V. These restrictions safeguard the private character of the B.V. One of these rules is that a shareholder who intends to sell his shares first has to offer his shares to the other shareholders. Under the Flex Act, the share transfer restrictions will no longer be mandatory. The transferability of shares may be free or can for example be entirely excluded in the articles of association for a specific period of time.
Conclusion - questions
The overall point of view is that the legislative changes form a solid basis for a more flexible BV and, as a result, the BV shall have no difficulty competing with any comparable foreign flexible entity. Above the most important changes have been mentioned, but there are more changes which can benefit you or your company too. If you have any questions about (the incorporation of) a B.V. in The Netherlands, do not hesitate to contact us. We can also review your current articles of association and inform you where changes can be made with respect to the new rules.